Hoge uitval van studenten in het hoger onderwijs: de oplossing in het voortgezet onderwijs

Met de datum van 1 mei, de datum waarop studenten zich moeten hebben ingeschreven voor een studie aan het hbo en wo, was de hoge uitval weer hot in het nieuws. Overal hoorde en las je de discussies over de oplossing van dit dure probleem: zes miljard op jaarbasis (ROA), waarbij is meegerekend het feit dat de afgestudeerden later hun loopbaan starten. Niet meegerekend zijn de sociale aspecten: weer thuis op de bank na een leuke introductietijd en zelfstandig op kamers; en vervolgens onzeker over een nieuwe keuze en zodoende terugvallen in het oude (keuze)stramien.

Als eenderde van de studenten op het hbo en een vierde op de universiteit binnen of na het eerste jaar zijn studie aan de wilgen hangt, doen wij iets niet goed met het maken van een studiekeuze.

In een artikel in Trouw van 4 mei wordt gesteld dat het hoger onderwijs te kort schiet in het begeleiden van aankomende studenten bij het kiezen van een studie.

Op 29 juni kwam een plan ter tafel, “Aanval op uitval”, dat in samenspraak met het CDA, PvdA, VVD, het ISO (Interstedelijk Studenten Overleg), het LAKS (Landelijk Aktie Komitee Studenten) en decanenverenigingen is opgesteld. Op 5 juli werd dit plan gepubliceerd in o.a. de NRC. Kern is aanscherping van de verplichte studiekeuzecheck op het hoger onderwijs, het opleiden van docenten die decaan zijn op het voortgezet onderwijs en betere en eerlijker voorlichting door het voortgezet onderwijs en door het hoger onderwijs. Het ISO wil dat iedere student een persoonlijk advies krijgt bij de studiekeuzecheck.

Het standpunt van de Kamerleden om meer nadruk te leggen op de studiekeuze in het hoger onderwijs, is verrassend. Het is feitelijk te laat in het studiekeuzeproces.
Naar onze mening is het niet de taak van het hoger onderwijs: zij leiden op en vormen de jongeren. Studiekeuze is verbonden aan het voortgezet onderwijs en daar hoort het ook thuis. Begeleiding naar een passende studiekeuze op grond van wat de leerling zichtbaar heeft gemaakt met zijn profielkeuze, met zijn cijfers en persoonlijke ontwikkeling, dient op het voortgezet onderwijs te starten en daar ook te eindigen. De decanen kwijten zich van deze taak. Dat zij moeten worden opgeleid, is prima en het maakt dat hun taak serieuzer wordt genomen.

Wel heeft het hoger onderwijs de verantwoordelijkheid voor een nieuwe studiekeuze bij een negatief advies na een studiekeuzecheck: “beter om niet te starten”. In het beste geval heeft de instelling in de zomer mankracht en tijd voor gesprekken met de studenten die het negatieve advies ter harte nemen en op zoek zijn naar een andere studie. Zij hebben daarbij begeleiding nodig. Een gesprek en begeleiding vinden echter lang niet altijd plaats. De instellingen hebben daar elk hun eigen beleid en mogelijkheden voor.
StudieKeuze Nederland is het in dezen hartstochtelijk eens met het ISO, dat iedere student een persoonlijk advies krijgt bij de studiekeuzecheck.

Het fenomeen echter, dat nu een aantal hogescholen en universiteiten studiekeuze gaat aanbieden, is het ontkennen van de problematiek in het voortgezet onderwijs en heeft als gevolg dat het hoger onderwijs geld gaat vrijmaken dat elders moet worden uitgegeven, n.l. op het voortgezet onderwijs. Het aanbod van universiteiten en hogescholen, hoe goed bedoeld en voortkomend uit zorg voor de kwaliteit die zij willen binnenhalen, is toch niet objectief: zij hebben er studenten mee te winnen. Dat verengt het vizier van de aankomende student.

Wie zijn wij, wat doen wij

StudieKeuze Nederland is een vereniging van onafhankelijke studiekeuzecoaches en is opgericht in 2012.  Doelstelling van de vereniging is bij te dragen aan een deskundige begeleiding van jongeren bij het maken van een passende studiekeuze.

De studiekeuzecoaches werken vanuit hun eigen praktijk waarin zij de aankomende student door het landschap van studies coachen en op zoek zijn naar de motieven, interesses, ambities en verlangens van de aankomende student. Op basis van deze aspecten leggen de coaches in een aantal gesprekken links tussen persoonlijkheid en studiekeuze.

Er wordt als het ware een bodem gelegd onder de studiekeuze.

Wat constateren wij

  1. Iedere school van het voortgezet onderwijs bepaalt zelf hoe het geld van het Ministerie (de lumpsum) besteed wordt. Er gaat onvoldoende geld naar studiekeuzebegeleiding.
  2. Door onze contacten met verschillende scholen in het VO zien wij dat het de meeste decanen aan tijd ontbreekt om een gedegen studiekeuzetraject met de leerlingen te doorlopen. Gemiddeld 30 minuten per leerling per jaar is te weinig tijd om ook stil te staan bij bijvoorbeeld de persoonlijkheid van de leerling, die toch een groot deel van de passende keuze bepaalt.
    Dit is geen nieuw fenomeen. Maar de druk en de noodzaak van een goed begeleide studiekeuze zijn, gezien de hoge uitval, anders geworden (zie ook onder: Tot slot).
    Gegeven het feit, dat decanen zich naast de (niet verplichte) loopbaanoriëntatiebegeleiding (LOB) ook bezighouden met het schrijven van aanbevelingsbrieven, het informeren van de ouders op ouderavonden en het organiseren van studiemarkten op school, lijkt het schier onmogelijk om al deze werkzaamheden rondom studiekeuze te persen in één dag in de week. Het kan niet anders dan dat dit ten koste gaat van het LOB en tijd voor individuele begeleiding. Voor de decaan is dat teleurstellend. Het doet geen recht aan de functie die hij voor de school met passie zou willen uitvoeren.
  3. Voor decanen zoals natuurlijk ook voor de studiekeuzecoaches, is het een hele klus bij te houden welke studies er allemaal zijn: er komen erbij, er vallen af, andere veranderen van naam, weer andere worden samengevoegd met bestaande studies: wanneer moeten zij zich daarin verdiepen?
  4. De studiekeuzecheck, ingevoerd per 1 mei 2014, verschilt per instelling: iedere faculteit op zijn eigen manier en op zijn eigen tijd. De leerling heeft geen idee in welke vorm de studiekeuzecheck gaat plaatsvinden, de decaan evenmin. Is dat erg? Best wel, want hier wordt een kans gemist om de ware motivatie en de verwachtingen onder woorden te brengen en de capaciteiten van de jongere nog eens goed onder de loep te nemen en aldus zo helder mogelijk te krijgen. Dat zijn de vragen waar de instelling een antwoord op wil horen en daar moeten de jongeren zich op het voortgezet onderwijs op voorbereiden.
  5. De mentor krijgt in het LOB een meer dan verkennende functie en wordt geacht met zijn leerling over studiekeuze te praten zonder dat hij goed op de hoogte is van studies en instellingen. Veel mentoren ervaren dit als een verzwaring van hun taak, hoe interessant en belangrijk zij studiekeuze ook vinden. Dit beleid heeft een doel: door het zwaartepunt bij de mentor te leggen wordt de functie van de decaan uitgekleed: hij wordt verantwoordelijk voor het aandragen van brochures en het organiseren van het opendagenbezoek en beroepen -en studiemarkten Dat kan met een heel andere/lagere bezoldiging.

Verbeteringen of oplossingen: anders besteden van het geld en anders organiseren

  1. Om met de beste oplossing te starten: elke school ontvangt geoormerkt geld van het Ministerie voor het decanaat en stelt een full time decaan aan: tijd en echte aandacht voor studiekeuze leidt tot een onderbouwde keuze, zal de uitval verlagen alsook de kosten van de uitval. Het persoonlijk advies geven aan de leerling hoort hierbij. De school kan hiermee scoren bij ouders.
  2. Het geld voor meer decaanuren zou kunnen komen van de instellingen in het hoger onderwijs die een deel van de promotiegelden en/of de voorgenomen gelden voor studiekeuze in het hoger onderwijs teruggeven aan het Ministerie dat het als geoormerkt geld vervolgens doorsluist naar het voortgezet onderwijs.
  3. Indien een full-time decaan niet tot de mogelijkheden behoort, kan in het door het
    Ministerie geoormerkte geld voor het decanaat een post gereserveerd worden voor
    het betrekken van een professionele studiekeuzecoach bij het decanenwerk.
    Ondersteunend, niet concurrerend. Meer geld voor begeleiding die leidt tot tijd nemen voor een gemotiveerde keuze, levert ook een goed voorbereide studiekeuzecheck op: dit is de kop op het keuzetraject. De leerling weet echt waaraan hij begint. Een prettig en vertrouwenwekkend gevoel.

Waar staat Studiekeuze Nederland voor?

StudieKeuze Nederland wil dat iedere leerling met een gedegen studiekeuzeadvies de school verlaat: de decaan kan dit bewerkstelligen en/of de decaan laat zich in dit proces terzijde staan door een studiekeuzecoach. Een aantal leden van de vereniging heeft op deze wijze een nuttige, prettige en bescheiden samenwerking met scholen. Op de scholen waar deze samenwerking tot stand is gekomen, krijgen de leerlingen (hun ouders!) aan de hand van een persoonlijkheidstest en een studie-interessetest ten minste een of enkele passende studierichtingen geadviseerd (bijvoorbeeld Economie, Techniek, Talen), soms zelfs al een concrete studie.
De coach “sorteert de leerlingen voor” ten behoeve van de decaan.

Met alle respect voor het LOB: het zit goed in elkaar, start met het keuzeproces al in een vroeg stadium, maar is vrijblijvend en erg tijdrovend, horen wij.

Allerlei maatregelen zoals voorgesteld in een tienpuntenplan in het artikel van 5 juli en nieuw beleid (LOB) zijn feitelijk omtrekkende bewegingen die niet de kern van het probleem van te hoge uitval raken: te weinig tijd/geld voor het decanaat. Dus moeten anderen (de mentoren) het doen. Als alle gelden voor het nieuw beleid besteed waren aan een fulltime decanaat per school (zoals enkele scholen in Nederland dat zo hebben geregeld), dan zou er geld resteren!

Leid de decaan die passie heeft voor studiekeuze, goed op en laat hem het werk doen en dit in samenwerking met de mentoren die de leerlingen, hun persoonlijkheid en hun capaciteiten dagelijks zien; aan dit duo wordt de vakleerkracht toegevoegd: hij weet wat de beroepsmogelijkheden zijn voor zijn leerling en dat kan gerichte en gemotiveerde acties bij de leerling opleveren. De mentor en de vakleerkracht zitten het dichtst op hun pupillen en kunnen meer laten meewegen dan alleen cijfers en gedrag. De decaan heeft weet van alle studies en voert de keuzegesprekken. Het ideale trio.

Het hoger onderwijs plukt er de vruchten van: gemotiveerde studenten, minder uitval dus minder verlies aan kosten, een goede naam vanwege lage studie-uitval en vooral: kunnen doen waar zij goed in zijn, opleiden en vormen.

De hele kwestie van studiekeuzebegeleiding gaat om geld. Het is er, nu het doen toekomen op de plaats waar het hoort en waar de structuur, die van het decanaat, al decennialang bestaat.

Tot slot

  • StudieKeuze Nederland is van mening, dat het kiezen van een studie en de begeleiding daarbij een overheidstaak is; daar hoort geld bij.
  • Studiekeuze moet een volwaardig onderdeel zijn van het schoolbeleid: de rector/bestuurder bespreekt met de decaan jaarlijks een beleids- en uitvoeringsplan en voelt zich verantwoordelijk voor het resultaat;
  • De structuur van decaan/mentor/vakdocent ligt er: verstevig die, maak die officieel, maak per jaar afspraken;
  • De tijd komt eraan, dat scholen worden afgerekend op hun resultaten: de instellingen in het hoger onderwijs kijken steeds meer naar de studiekeuzeresultaten van de individuele scholen. Komt het niet van onderop, dan wordt het wel opgelegd.
    Zie o.a. scholenopdekaart.nl.

De scholen hebben hier dus iets te winnen, n.l. een goede naam wat betreft het begeleiden van de studiekeuze. Alles goed met die naam, maar intussen wordt studiekeuze recht gedaan en daar gaat het om.